Feesten

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog lang niet in orde, en alle preken van Goede Vrijdag staan in het C jaar.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

KERSTMIS  -  24 en 25 december 2003.

1e Lezing:  Jesaja 9:1-2; 5.
Evangelie:  Lucas 2: 1 - 14 .

Zusters en broeders,

Jacques Brel, de chansonnier die 25 jaar geleden is gestorven, heeft aan Kerstmis een merkwaardig gedicht gewijd.  De eerste zin ervan luidt als volgt: "Dites, dites, si c'était vrai"........
"Stel u eens voor, stel u toch eens voor dat het waar zou zijn.”
In het Nederlands vertaald gaat het gedicht als volgt verder:

" Stel u voor dat hij werkelijk zou geboren zijn in Betlehem, in een stal dat de wijzen uit het Oosten echt van zover zouden zijn gekomen om hem goud, wierook en myrrhe te brengen.
Stel u voor dat het waar zou zijn, wat Lucas en Mattheus en de twee anderen hebben verteld (...)
Moest dat echt waar zijn, ik zou daar beslist op ingaan
ik zou er vast en zeker ja op zeggen
want het is zo mooi
als je kunt geloven dat het waar is.” (1)

Brel is niet de enige die hiermee heeft geworsteld.  Rond diezelfde tijd schreef de Anglicaanse bisschop John Robinson een boekje met als titel: "Maar dat kan ik niet geloven!"  Dat boekje bevat ook een stukje over Kerstmis, en dat begint met de volgende bedenking die de bisschop blijkbaar ergens heeft opgevangen:

"Maar dat kun je toch niet allemaal geloven?  Of wel soms?  Sterren die stil blijven staan boven kribben, engelenkoren die lichtend boven in de hemel verschijnen, God die op aarde komt als een man - als een bezoeker uit de ruimte?  Dat kun je tegenwoordig toch niet echt meer geloven?  Eerlijk, bedoel ik?"
Aan dit citaat voegt de bisschop dan deze zin toe: "Ik ben er zeker van dat een massa mensen zo denken". (2)

Of wij dat nu willen of niet, dit soort vragen speelt mee, -bij de een meer bij de ander minder- als wij in deze tijd de kerstverhalen beluisteren.
Ik denk dat we die twijfels niet weg moeten duwen.  Maar vooraleer we ons over die voor ons vreemde verhalen buigen, moeten we, denk ik, eerst eens vragen naar dat kind, waar het toch allemaal is begonnen.
Als je daarover nadenkt, over dit kind en over de man die uit dit kind is gegroeid, kom je tot de ontdekking dat je zijn hele leven kunt samenvatten in één zin: Hij wou een ander leven, hij wou een nieuwe wereld.  Een wereld waarin het goed wonen zou zijn, niet voor één groep, niet voor één geslacht, niet voor één volk.  Hij wou ze verzamelen, allemaal, in die ene nieuwe wereld.  En wat hij levenslang gedaan heeft omschreef hij zelf als: zoeken wat verloren was.
- De eersten die verloren waren, zijn degenen die altijd en overal worden uitgestoten, de hoeren, de tollenaars, al wat de wet niet kent en ze zeker niet onderhoudt -hij hield zich bij voorkeur bezig met hen met wie niemand zich bezig hield.  Hij was te vinden in hun gezelschap, hij zat met hen aan tafel.  Hij verbroederde met hen.  Want ook zij hoorden er bij, in die nieuwe wereld.
- De tweede groep waar hij zich om bekommerde waren de vrouwen.  De vrouwen die in de joodse maatschappij als tweederangs mensen werden beschouwd.  Die bv. niet konden scheiden, dat kon alleen de man.  Die geen getuigenis konden afleggen in rechtszaken  -De vrouwen waarover in een Joods gebed als volgt gesproken werd: "Ik dank U God, dat gij mij niet geschapen hebt als een heiden, en ook niet als een vrouw of als een dwaas (3).  Tot verbazing van zijn vrienden en tot ergernis van zijn vijanden ging hij met vrouwen als met gelijken om.  Hij nam hen op onder zijn leerlingen en hij was bevriend met sommigen van hen.  Want ook zij hoorden daarin thuis, in zijn nieuwe wereld.
Behalve de vrouwen en de mensen die niet meetelden in de maatschappij was er nog een derde groep die moesten worden opgenomen, dat waren de heidenen.  Hij ondervond tot zijn eigen verbazing dat heidenen soms meer geloof hechtten aan hem en aan zijn boodschap dat de mensen in Israël.
Hij wou aan elke mens -de laatsten eerst- het gevoel geven dat hij of zij de moeite waard was.  Dat Gods liefde ook naar haar of naar hem uitging.
Toen men hem vragen stelde over datgene wat volgens hem dan wel het belangrijkste was in het leven, gaf hij aan wat hem eigenlijk bezielde.  Hij citeerde toen dat dubbele principe: "Bemin de Heer uw God met heel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand en al uw krachten.  En bemin uw naaste, hij is een ander jezelf." (Marcus 12 : 28-34 ).
Het nieuwe zat hem niet in die twee principes.  Die waren bekend.  Het nieuwe zat hem hierin dat de nieuwe wereld die op deze principes werd gebouwd, in hem aanwezig was . Dat had men nog nooit gezien.
Over dit kind gesproken: Kerstmis is de geboorte van deze mens, van deze nieuwe mens, en van zijn nieuwe wereld.

 

Van hieruit kunnen we nu die vraag beantwoorden: Wat moeten we toch denken van die rondreizende ster, de zingende engelen, de herders en de Wijzen met hun sprookjesachtige geschenken?
Er is een dichter, Joseph Brodsky, die daarop een heel verhelderend antwoord heeft gegeven.
Hij heeft het dan met name over die ster en hij zegt ervan:

"Wat de ster onderscheidde van andere
was niet de kracht van haar stralen
maar dat ze wat ver was nabij wist te halen". (4)

Dat is het wat niet alleen die ster, maar ook die verhalen over lof zingende engelen, over herders die als eersten bij de kribbe komen en over Wijzen uit het oosten doen: het zijn verhalen die nabij brengen wat nog ver is - wat pas veel later zichtbaar zal zijn, als dit kind een volwassen man zal zijn geworden.
De engelen die zingen over dit kind en zijn relatie tot God, maken duidelijk hoezeer dit kind als volwassen man van God vervuld zal zijn.  Het verhaal over die engelen is een profetisch verhaal.  Het maakt zichtbaar in verhalende vorm wat toen nog niet was te zien.
Het verhaal over de herders die als eersten bij de kribbe komen onthult wat in het leven van dit kind zichtbaar zal worden: herders waren in die tijd mensen die werden geminacht.  Dat zij als eersten bij de kribbe komen, is een profetisch verhaal dat aangeeft hoe dit soort mensen bij hem voorrang zal hebben, ten einde toe, tot op zijn kruis.  De laatste mens met wie hij heeft gesproken was een moordenaar, die zich in zijn ultieme nood vastklampte aan hem.  Hij heeft hem het paradijs beloofd.
De Wijzen uit het Oosten zijn heidenen.  En het verhaal over heidenen die bij zijn geboorte naar hem toekwamen is een pro­fetisch teken van het feit dat hij als volwassen man de kloof tussen Joden en heidenen zal overbruggen.  Wat hier in dit teken van die Wijzen uit het Oosten wordt uitgebeeld, zal Paulus later als volgt verwoorden: "Het doet er niet meer toe of u Jood bent of Griek, slaaf of vrije mens, man of vrouw want samen vormt u een eenheid in Christus Jezus". (Gal. 3 : 2 )
Zo brengen die verhalen datgene wat bij zijn geboorte nog ver is naderbij.  Ze willen iets duidelijk maken over dit kind, en over die nieuwe wereld waar het de man die uit dit kind zal groeien om begonnen was.  Die verhalen zeggen: Vanaf zijn geboorte gaat het eigenlijk daarover, gaat het eigenlijk daarom.

Misschien kan ik het ook zo duidelijk maken: Iemand stuurde mij ooit een kaart, met daarop in schoonschrift deze tekst: "Liefde is een begin".
U mag de ster, de engelen,de herders en de Wijzen vergeten, of u mag ze, wat nog beter is, als een stuk profetische poëzie bijhouden, maar ik denk dat dit de boodschap van Kerstmis is voor ons: Liefde is een begin.  Een begin dat er om vraagt om door ons te worden voortgezet.  Liefde is een met dit kind voorgoed begonnen begin.
Ik wens u allen een zalig Kerstfeest.

Amen.

 Marcel Heyndrikx SVD

 

(1)       Dites, dites, si c'était vrai
s'il était né vraiment à Bethléem, dans une étable.
Dites, si c'était vrai
Si les rois mages étaient vraiment venus de loin, de fort loin
Pour lui porter I'or, la myrrhe, l'enscens
Dites, si c'était vrai
Si c'était vrai tout ce qu'ils ont écrit Luc, Matthieu
et les deux autres .

 

Si c' était vrai tout cela
Je dirais oui
Oh surement je dirais oui
Parce que c'est tellement beau tout cela
Quand on croît que c'est vrai. (Jacques Brel)

(2)       ROBINSON J..A.T. :Maar dat kan ik niet geloven! .Amsterdam, Ten Have 1967, 111 pp;. pp. 24-26.

(3)       SCHWIDLER Leonard : Women in Judaism. Metuchen, N.J.,Scarecrow Press, 1976, 242 pp.; pp. 79 - 82; p. 80.

(4)       "Het vuur laaide op,maar het hout was ten einde;
ze waren in slaap. Wat de ster onderscheidde
van andere was niet de kracht van haar stralen
maar dat ze wat ver was nabij wist te halen"

Joseph Brodsky..

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.